Dapper

 

Meer nog dan een ochtendzoen

heb ik ’s morgens moed van doen.

Wakker worden is geen kunst.

Dat gaat.

Van kwaad is beddengoed

zich niet bewust

en koude slaapt niet graag

onder een deken.

Het is de mat die

met de wereld vergeleken

veel te klein is als begin,

en zelfs, met mij er middenin,

een beetje knelt.

Ik aarzel lang, rechtop in bed,

bedenk dat net als ja of het

het woordje bang

vaak in mijn dagboek staat,

maar dapper is mijn broer

en zelf ben ik een held.

Dat helpt.

 

Opstaan is de kunst.

Meer dan een paar ochtendzoenen

heb ik nood aan stoute schoenen.

 

Bart Moeyaert (1964) is een van Vlaanderens belangrijkste  auteurs van dit moment. Hij schrijft voor kinderen en volwassen  en ontving vele prijzen. Broere, Het is de liefde die we niet begrijpen en Blote handen zijn bekende boeken in binnen- en buitenland. In 2003 verscheen  er voor het eerst een poëziebundel van zijn hand.

 1. Hier is een dichter aan het woord die zichzelf een held noemt. Het gedicht  heet dan ook ‘Dapper’. a. Is de dichter alleen wel een held? b. Zou je het gedicht niet eerder een bezwering kunnen noemen? Door het hardop te zeggen gaat de dichter er zelf in geloven. Net zoals je zelf misschien wel eens hardop zegt dat je niet bang bent, terwijl je het stiekem toch bent. c. En waarom zou de dichter eigenlijk over zijn broer beginnen?

 

2  Bart Moeyaert komt uit België. a. Zie je in het gedicht dat het Nederlands hier en daar anders klinkt?

b. Begrijp je toch wat er staat? c.  Ken je nog andere uitdrukkingen, zegswijzen of woorden die ze in België gebruiken en die in Nederland onbekend zijn? Schrijf er zoveel mogelijk op. d. Begrijp je ze ook direct? Of moeten er ondertitels aan te pas komen?

 

3 a. Waarom is wakker worden (regel 3) geen kunst en opstaan wel (regel 21)?

b. En trouwens,  waarom staat  er niet: ‘Opstaan is een kunst’, maar ‘Opstaan is de kunst’? c. Is het een belangrijk verschil:  ‘de’ of ‘een’ te gebruiken?

 

In dit gedicht zie je hoe de dichter zijn zinnen telkens onderbreekt door ze op een volgende regel te laten verder lopen. Zoiets heet een enjambement. In een gewone prozatekst zie je die enjambementen niet. Daar lopen de zinnen achter  elkaar door. De dichter wil met zo’n afbreking natuurlijk iets zeggen. Hij zegt bijvoorbeeld: hier moet je even ademhalen, of hier moet je even stoppen voor je verder gaat. a. Waarom zou dat zijn? b. Is er een voorbeeld in dit gedicht  te vinden waar de betekenis  van de zin verandert door even te stoppen in plaats  van vlug verder te lezen? Bijvoorbeeld (regel 7): ‘en koude slaapt niet graag / onder  een  deken.’  c. Kun je dat zinnetje op twee manieren lezen? d. En zijn er nog  meer van dit soort dubbele betekenissen te vinden?

 

5  De dichter vergelijkt de woordjes ‘het’ en ‘ja’ met het woordje ‘bang’. a. Waarom zou dat zijn?

b. En waarom heeft de dichter liever een paar stoute  schoenen  dan ochtendzoenen? c. Wat zijn dat eigenlijk: ‘stoute schoenen’?

 

6  Lees het gedicht nog een keer, hardop. Je merkt dat je makkelijk struikelt  en soms adem tekort komt om het allemaal op te lezen. Vooral de zin die begint met ‘Ik aarzel lang,…’. a. Heeft die lange zin een reden? b. En waarom zou de dichter daarna een heel kort zinnetje ‘Dat helpt’ schrijven?  c. Daarna zet hij een witregel neer. Toeval? Of heeft  zo’n stukje wit op het papier ook een reden?

Maak jouw eigen website met JouwWeb